Zinmakers: na veertien jaar in de intensieve zorg kan Bobby zich nog steeds verbazen
In de rubriek Zeno Zinmakers vertellen onze professionals over hun zin om te zorgen. In deze editie: zelfstandig zorgprofessional Bobby (33). Als je in Sliedrecht woont, kijk je niet op van mensen met een beperking. Je komt de cliënten van bijvoorbeeld zorgorganisatie ASVZ overal tegen. Op straat, in de supermarkt, bij de voetbalvereniging. Ze worden […]
In de rubriek Zeno Zinmakers vertellen onze professionals over hun zin om te zorgen. In deze editie: zelfstandig zorgprofessional Bobby (33).
Als je in Sliedrecht woont, kijk je niet op van mensen met een beperking. Je komt de cliënten van bijvoorbeeld zorgorganisatie ASVZ overal tegen. Op straat, in de supermarkt, bij de voetbalvereniging. Ze worden niet weggestopt, maar maken deel uit van de samenleving. De manier waarop je daarmee omgaat, is voor iedereen anders. Bobby de Bruin vond het nooit gek. Hij ontliep ze niet, zoals sommige dorpsgenoten. Sterker, hij zocht actief contact. In de kantine van vv Sliedrecht schoof hij wel eens aan bij het G-elftal. Hoe zij een simpel voetbalwedstrijdje op zaterdagochtend benaderden, vond Bobby geweldig. ‘Voor hen was elke wedstrijd een Champions League-finale. Ze namen het ontzettend serieus. Dat ik een praatje kwam maken, vonden ze leuk. Zelf kreeg ik er ook een goed gevoel van.’
Bord naar je hoofd
Het was dan niet zo gek dat Bobby enthousiast reageerde toen hij in de voetbalkantine werd benaderd voor een bijbaantje bij ASVZ. Hij kende de verhalen over de intensieve begeleiding. En ja, ook hij kreeg tijdens zijn eerste dienst een bord naar zijn hoofd. En ja, ook zijn shirt werd kapot gerukt. ‘Maar uiteindelijk kreeg ik die jongen toch ontspannen op bed. Dat gaf me toen zo’n goed en voldaan gevoel, dat ik dacht: ja, dit is iets voor mij.’
Douchetrauma
Na veertien jaar in de intensieve begeleiding – waarvan drie jaar in dienst bij Zeno en inmiddels ruim een jaar als zzp’er – is de rustige Bobby een vat vol verhalen. Van alles maakte hij mee. Zoals de situatie met een man die zijn bed niet uitkwam, zijn kamer onder de ontlasting smeerde en het personeel aanviel als hij moest douchen. Hij had in een psychiatrische kliniek een trauma opgelopen bij het douchen. Niet gek dus dat hij spanning had als hij moest gaan douchen. Soms viel hij ons aan, maar we bleven gewoon staan. We zetten hem terug op zijn douchestoel en hielden dat wekenlang vol. We praatten op hem in: we zijn hier niet om jou pijn te doen, maar alleen om jou te douchen. Inmiddels gaat het supergoed, is hij onderdeel van de groep en gaat hij mee boodschappen doen.’
Keuzestress bij de loempiakraam
Of neem die jongere cliënt, die zijn bed niet uitkwam en nooit in het dorpscentrum kwam. Dankzij de begeleiding vanuit Zeno ging hij stap voor stap vooruit. Inmiddels gaat hij mee naar het dorp, al gebeurt er wel eens wat. Zoals die keer dat de cliënt geen keuze kon maken bij de loempiakraam en Bobby de knoop voor hem doorhakte. Een pasteitje zou het worden. Het schouderklopje van de cliënt was wel erg stevig; daarna viel hij Bobby aan. Achter de loempiakraam moest hij hem fixeren, met hulp van zijn collega die toesnelde vanaf de viskraam. ‘Maar waar anderen direct terug zouden gaan naar de zorgorganisatie, hebben wij even later alsnog met z’n drieën geluncht op het terras. Zo behaalden we tóch een succes.’ Bobby en zijn Zeno collega’s gaan door, ook wanneer dat minder vanzelfsprekend is.
Geen worstelwedstrijd
Bobby zag regelmatig hoe het niet moet. Zoals bij die instelling waar vier begeleiders zich zichtbaar voorbereidden op een escalatie, wanneer een cliënt spanning opbouwde. ‘Ik wist echt niet wat ik zag,’ zegt Bobby. ‘Door zich zo nadrukkelijk voor te bereiden, vergrootten ze de spanning bij die cliënt alleen maar. En waarom moet je er met vier man opduiken? Dan gaat de cliënt ook voor vier man vechten. Mijn overtuiging is: hoe rustiger je blijft, hoe sneller je de cliënt rustig krijgt. Het is geen worstelwedstrijd waar een winnaar uit moet komen.’
Toekomstplannen
In de toekomst zou Bobby best zorgorganisaties en begeleiders willen adviseren over de aanpak die volgens hem het best werkt. Ook filosofeert hij wel eens over een eigen dagbestedingslocatie. ‘Dit werk is geweldig, maar ik kan me voorstellen dat er een moment komt dat het fysiek te zwaar wordt. Dan wil ik graag op een andere manier bij deze doelgroep betrokken blijven. Weet je wat het is? Deze mensen hebben er niet zelf voor gekozen om zo te zijn. Daarom verdienen ze de beste zorg. En vaak kunnen ze meer dan je denkt. Dat verbaast me elke keer weer. Ja, ook na veertien jaar. Als ik maar een kleine glimlach zie als we samen gras maaien of boodschappen doen, terwijl die cliënt een paar maanden daarvoor nog niet zijn bed uitkwam, dát is waarvoor ik het doe.’